2001: Nonnen in Ladakh
Een inhaalslag op eeuwen achterstand – Kwartaalblad Boeddhisme
Hoe krijgt iemand het in zijn of haar hoofd om uitgerekend in een woestijn in de Himalaya, waar geen water is, noch elektriciteit, een nonnenklooster te bouwen? Eerlijk gezegd: toen ik in 1995 getuige was van het leggen van de eerste steen, had ik er geen idee van hoe het leven er voor jonge vrouwen in dit nog te bouwen klooster uit zou gaan zien. In september jongstleden was ik daar een tijdlang van zeer nabij getuige van. Het verhaal van het Phandeling nonnen klooster in Leh, Ladakh. (India)
Aan een van de uitvalswegen van het stadje Leh, ligt het zomerverblijf van de Dalai Lama. Recht tegenover zijn grondstuk ligt een in het groen verscholen weg, die toegang geeft tot het Mahabodhi complex in Devachan, waarvan het Phandeling klooster een onderdeel is. Het Mahabodhi International Center wordt hier gerund door een Ladakhse monnik, Saghasena, die de Theravada traditie van het Boeddhisme toebehoort. De “groundbreaking ceremony” van het klooster in 1995 was revolutionair, omdat er in dit deel van India niet veel kloosters voor vrouwen zijn. Toch is daar, vooral door de toestroom van gevluchte Tibetaanse nonnen uit Tibet, in toenemende mate behoefte aan.
In de afgelopen jaren verrees een tal van gebouwen op dit uitgestrekte stuk van de kale woestijn: een meditatiecentrum met slaapgelegenheid, een school, een ziekenhuis (dat bij gebrek aan doktoren en verpleegkundigen nog steeds leeg staat) een verblijf voor ouderen, een opvanghuis voor jongens en voor meisjes en tot slot het klooster voor de nonnen. Al die gebouwen liggen op flinke afstand van elkaar: je moet al over een jeep beschikken om van het een naar het andere gebouw te komen. Het nonnenklooster ligt het verst van de hoofdgebouwen verwijderd en is van daaruit slechts zichtbaar als een witte stip tegen de berg. Dit kleine klooster wordt bevolkt door in het rood geklede Tibetaanse nonnen, al is Sanghasena verantwoordelijk voor de financi?n en het beleid.
Phandeling Nunnery
De “gompa” (tempel) is tegen de rug van de berg gebouwd, met een schitterend uitzicht over de weidse woestijn dat behalve indringend, door de wolkenpartijen ook zeer afwisselend is. Aan de voet van de tempel is een gebouw opgetrokken, dat bestaat uit een keuken en eetzaaltje, met daarbovenop het leslokaal en vier kamers. De negen nonnen die er wonen zijn in de leeftijd rond de twintig. Ze worden voor het grootste deel van het jaar begeleid door twee vrouwen, de ??n een (Tibetaans geori?nteerde) non uit Chili, Tenzin Saldon; de ander, Surya, komt uit Spanje.
Het zijn leergierige, intelligente en vooral levenslustige jonge vrouwen, die hard werken aan hun educatie, omdat ze als doel hebben hun kleine klooster alleen dan uit te breiden, als zijzelf in staat zijn de nieuwkomers te onderwijzen. Het is moeilijk om mensen te vinden die hen regelmatig en langdurig les kunnen geven, want de westerlingen die dat willen blijven te kort om echt dieper op verschillende vakken in te kunnen gaan. Om verder te komen dan de lessen van hun Tibetaanse lama, is besloten om een paar nonnen elders te laten studeren. Twee van hen, Deachen en Kunzang, wonen sinds vorig jaar februari in het Khachoe Ghakyil klooster in Nepal (Kopan), waar zij onderricht krijgen in dezelfde vakken waarin ook de monniken daar onderwezen worden, zoals logica, Tibetaans en het uitvoeren van typisch bij hun traditie behorende dansen en rituelen. Als zij over een paar jaar klaar zijn met hun studie, zijn ze in staat om nieuwkomers in hun klooster in Ladakh zelf les te geven.
Wijding
Vrouwen hebben al vanaf het allereerste begin van het Boeddhisme aan het kloosterleven deelgenomen. Hun status echter was dermate laag, dat nonnenkloosters in India een tijdlang ophielden te bestaan. Dit alleen omdat in de Tibetaanse traditie het voor nonnen onmogelijk was om de volledige wijding te krijgen, zodat zij door de lekenbevolking altijd als novicen werden beschouwd. Dit kwam nog boven op het feit dat zij, als kloosterlingen, zich moesten houden aan acht voor hen zeer discriminerende extra regels. Een daarvan was dat nonnen nooit les mochten geven aan monniken, en dat een non van tachtig altijd achter een monnik moest blijven, ook al was die pas ??n dag gewijd. Daardoor werden gebeden (puja’s) van nonnen niet serieus genomen, met als gevolg dat ze volkomen afhankelijk waren van familie of dorpsgenoten voor hun levensonderhoud. Nonnen hebben dan ook jarenlang als slaven van familie en dorpelingen de zwaarste taken op het land moeten vervullen.
Wat schetste mijn verbazing toen ik hoorde dat van dit kleine groepje nonnen er inmiddels vijf de volledige wijding hadden ontvangen! Weliswaar niet in hun eigen regio: drie van hen waren gewijd in Bodghaya, en twee anderen kwamen juist terug uit Taiwan. Zij hadden daar in drie maanden een soort stoomcursus gehad om alle regels uit het hoofd te leren die voor de volledige wijding nodig zijn. In Taiwan is het traditie dat de nonnen als teken van de wijding drie staafjes wierook laten branden op de binnenkant van hun arm: dat leverde hen een aantal fikse brandwonden op. Deze moeten van zichzelf genezen, waarna ze eruit zien als de littekens die wij kennen van onze jeugdinentingen tegen pokken. Bij westerse nonnen staan deze merktekenen vaak op het hoofd, waar de huid minder kwetsbaar is. Het revolutionaire nu is dat deze nonnen volgens de Boeddhistische regels zelf een non kunnen wijden als er in het klooster tien volledig gewijde nonnen zijn.
Gezondheid
Tijdens mijn gesprekken met de nonnen van dit klooster werd me al snel duidelijk dat zij met een aantal gezondheidsklachten te kampen hebben. Allereerst is het klooster aangewezen op het Mahabodhi centrum voor hun dagelijkse watervoorziening. De rubberen tonnen worden met een truc gevuld, maar met een huishouden van twaalf vrouwen is de bodem dagelijks snel in zicht. Met een immense inspanning hebben de nonnen rondom hun klooster een aantal boompjes geplant, en er bloeien zelfs goudsbloemen. Ook die zijn van de dagelijkse slok water uit de ton afhankelijk.
Dan is er het feit dat de nonnen gebruik maken van wat zij “een Ladakhi toilet” noemen. Dit is een hok buiten, met een gat in de grond dat in direct contact is met de buitenlucht. Aan de ene kant is de stank daardoor beter te verdragen, aan de andere kant heeft de harde wind vrij spel als de nonnen over het gat hurken. Blaas- en nierinfecties zijn dan ook schering en inslag.
Hun woonomgeving is dermate simpel, dat ze vooral in de wintermaanden last krijgen van allerlei kwalen. Ze zijn niet warm genoeg gekleed voor dit koude klimaat en dragen alleen in de meest extreme weersomstandigheden warmere kleren over hun habijt. In de winter is ook hun eten zeer eenzijdig: soep, met wat mangold bladeren en gevuld met deegwaren (thukpa genaamd). In dit klooster zijn de nonnen nu langzamerhand hun dieet aan het veranderen: in de zomer slaan ze groente en fruit in van een biologische groentekwekerij, om een deel daarvan te drogen voor de koude wintertijd die in Ladakh meer dan 8 maanden duurt.
Anatomie
De jonge vrouwen in dit klooster hadden nauwelijks enige kennis over het functioneren van hun eigen lijf. In de tijd die ik bij hen verbleef kwam dat regelmatig aan de orde. Ze waren verbaasd om tekeningen te zien van een doorsnede van het vrouwenlijf en vroegen in alle onschuld of er ?een kanaal? bij hen was afgesloten omdat een non geen kinderen krijgt.
Als ze gezondheidsklachten hebben kan het gebeuren dat ze deze lang voor zichzelf houden, omdat ze daarmee niet graag naar een (meest mannelijke) dokter gaan.
Daar komt dan nog bij dat enerzijds medische hulp in dit afgelegen deel van de wereld niet op alle straathoeken te vinden is en anderzijds nonnen pijn duiden met een “slecht karma uit het vorige leven”. Het is duidelijk dat hierdoor soms levensbedreigende situaties kunnen ontstaan.
Tijdens de weken in Ladakh werd me duidelijk dat de nonnen over het algemeen weinig afweten van hun eigen Tibetaanse geneeswijzen. Nu is dat op zichzelf niet vreemd, er zijn weinig vrouwen in geschoold sinds de Tibetanen in ballingschap leven. Maar met de komst van westerse bezoekers lijkt het erop alsof ook Tibetanen meer vertrouwen hebben in de allopathie dan in hun traditionele geneeswijzen.
Een keer per jaar komt er een Duitse tandarts op bezoek in het Mahabodhi centrum. Dit keer had hij twee van de nonnen, Namdol en Butthit, instructies gegeven die nodig waren om als ?Barefoot Dentist? op te treden. Dit zijn mensen die getraind worden op het geven van instructie over poetsen en daarnaast mogen zij ook tanden of kiezen trekken. Nou, daar ben ik van nabij getuige van geweest! Op een dag, na de lunch, liep ik de trap van de tempel af, toen ik onder de bomen een groepje nonnen bij elkaar zag staan. Butthit en Namdol waren bezig met het geven van instructies over mondhygi?ne aan een aantal nonnen die op bezoek waren. Op een gegeven moment pakte Butthit een injectiespuit, zei iets tegen de non die met wijd opengesperde mond op de stoel zat, en tot ontzetting van de anderen plantte ze met ferme hand de naald in de onderkaak van het slachtoffer. Tegen mij zei ze, over haar schouder: ?Bad tooth, I have to pull?. En voordat de verdoving goed en wel had ingezet begon ze met een forse tang aan de zieke kies te trekken.
Dit kleine klooster staat aan het begin van een nieuw tijdperk voor nonnen in het Tibetaans Boeddhisme. Ze zijn zich daarvan bewust. De Dalai Lama onderstreept het belang van de inhaalslag die nonnen hebben te maken. Het is de vraag of deze nonnen allemaal in dit afgelegen klooster zullen blijven. Al besteden ze een groot deel van hun dag aan bidden en mediteren, toch missen ze als jonge meiden het contact met het dagelijks leven. Het klooster ligt nu eenmaal ver verwijderd van de bewoonde wereld, waar ook in Leh de Internetcaf?’s hun intrede hebben gedaan. Daar maken ook zij af en toe gebruik van.
De wereld in hun handen…….