2002: Vrouwen in Afrika
Cynisme
‘Dit werk heeft ook mijn leven veranderd. Mijn sociale netwerk is totaal anders dan vroeger. Ik heb nu weinig vrienden, maar ik weet dat die geen seksistische opmerkingen zullen maken, ze begrijpen de impact van geweld. Verder ben ik een nieuwsgierig mens, hoor graag over andere culturen en voedsel en levensstijlen. Die interesse heeft een nieuwe wereld voor me geopend, waardoor ik meer zicht kreeg op wat vrouwen meemaken in verschillende culturen, landen, en met verschillende achtergronden.’
‘Wel ben ik banger geworden voor mijn 22-jarige zoon in deze wereld vol geweld. Een tijdlang ben ik bijna dwangmatig met zijn welzijn bezig geweest. Toen hij tien was, legde ik condooms in zijn kamer, gewoon om zeker te zijn dat hij geen Aids zou krijgen. Natuurlijk weet ik dat dit mijn angst is, hij moet gewoon kunnen leven. Die angst is het gevolg van plaatsvervangend trauma. Het zijn kleine dingen die we eerst niet doorhebben, maar op een hoop gegooid en verzameld blijken ze een enorme impact te hebben op onze persoonlijkheid. Het verhaal van een getraumatiseerde vrouw kan ons dan zelfs vervolgen als we een dag vrij hebben en in het park van de zon willen genieten. Dat is een te invasieve impact van het vak op het leven van een hulpverlener.’
‘Iets dat me echt zorgen baart is het moment waarop collegae bitter en cynisch gaan doen. Zo van: Vrouwen!! We hebben vijftien vrouwen opgevangen nadat ze bij hun gewelddadige partner zijn weggelopen, en alle vijftien zijn ze weer naar hem terug gegaan. Dus: wat is de zin van ons werk?? Dat is het moment om stil te staan en een manier te bedenken om daar goed mee om te gaan.’
Jan Richardson geeft gemiddeld eens per maand een lezing over ‘vicarious trauma’, en verzorgt workhops voor instellingen die hier actief mee aan de slag willen. Ze gaat ervan uit dat het niet moeilijk is om een instelling te veranderen. Daarvoor is vooral nodig om de manier waarop supervisie plaatsvindt zodanig aan te passen dat het persoonlijke proces van hulpverleners uitgebreid aan de orde komt. Zij wijst hulpverleners er met name op dat het belangrijk is om de naaste familie en vrienden over hun werk te vertellen; zo gaan die zich ook betrokken voelen. Een instelling zou bijvoorbeeld eens per jaar een rondleiding door het gebouw kunnen organiseren, of een familiepicknick met alle teamleden en hun familie. Daardoor wordt het werken met slachtoffers van geweld transparanter voor de omgeving van de hulpverlener. ‘Werken aan het omgaan met plaatsvervangend trauma gaat niet om het veranderen van een organisatie, het gaat om de gezondheid en het welzijn van de teamleden’, aldus Jan Richardson.