2012 Suzanna Jansen: het Pauperparadijs
Suzanna Jansen
Tekst en foto’s: Marlies Bosch
Op 17 maart organiseert Solidair Friesland de derde St. Maartens conferentie, met als thema: ‘Caritas: bindmiddel voor samenleving en kerk’. Dit is de tweejaarlijkse impuls dag voor mensen en organisaties die betrokken zijn bij diaconie in het Bisdom Groningen-Leeuwarden, waarbij het o.a. gaat om concrete actie voor bestrijding van armoede, steun aan mensen die leven met een beperking, steun aan rouwenden en solidariteit met vluchtelingen en minderheden. Suzanna Jansen is een van de gastsprekers op die dag.
Journaliste Suzanna Jansen (1964) ontdekte bij toeval dat haar familie een groot geheim met zich meedroeg. Een geheim dat gebaseerd was op schaamte: een groot deel van haar voorouders had in het heropvoedingsgesticht in Veenhuizen gewoond. Ze besloot om de tijd te nemen om de geschiedenis te ontrafelen en er een artikel over te schrijven. Dat artikel werd een boek en een half jaar werden er vier.
Klein
Suzanna Jansen: ‘Toen ik na veel vooronderzoek aan dit boek begon was ik bang dat niemand het zou lezen. Nu zijn er al meer dan 240.000 exemplaren van verkocht. Dat is een onvoorstelbaar getal: hoe ziet die stapel eruit? (als je ze achter elkaar legt kun je er de berm van een snelweg van 5000 km mee bekleden! MB). Ik ben blij dat zoveel mensen het een belangrijk verhaal vinden, maar dat maakt niet dat ik me meer bijzonder voel dan iemand anders.
Een van de patronen van iemand die zich aan een lager milieu ontworstelt is dat je je klein blijft voelen. Ik wil mezelf dus niet meer naar beneden halen, dat is iets wat ik me realiseerde gedurende het schrijfproces. Natuurlijk kom ik die eigenschap dagelijks tegen, maar ik ben steeds beter in staat hem los te laten.
De andere kant is, doordat dit boek een bestseller is, verdien ik geld, meer dan ik direct nodig heb. Dat is een rare ontdekking als je de armoede van je voorouders onderzoekt. Ik ben nooit echt arm geweest, maar heb mezelf ook nooit als een van de ‘veelverdieners’ beschouwd. Ik heb mazzel gehad, dat is en wennen en een luxe. Ik woon in de Jordaan in Amsterdam, dat in de vorige eeuw alleen paupers herbergde, en dat nu een rijke buurt is geworden, dat botst wel met mijn zelfbeeld.’
Kan ieder mens ontsnappen aan armoede?
Jansen: ‘Ik geloof niet dat mensen alles kunnen bereiken door het hebben van bepaalde capaciteiten. Iedereen kan bereiken wat hij op grond van zijn capaciteiten zou moeten kunnen bereiken. Afkomst speelt wel degelijk een rol in de mogelijkheden die je hebt.”
In dat licht wil ik op de St. Maartens conferentie laten zien wat de voordelen en tevens ook de valkuilen van caritas kunnen zijn. In het boek heb ik daar wel over geschreven, zoals de hulp van de toenmalige Sint Vincentius vereniging. Als mensen aankloppen bij een Caritas instelling, zijn ze echt ten einde raad. Ze hebben hun trots opgegeven en vragen om hulp. Maar iemand gaan helpen bevat, of je dat nu wilt of niet, altijd een element van bevoogding. Dat kan averechts werken en mensen hun zelfvertrouwen ontnemen, waardoor ze nog minder mogelijkheden hebben om ergens uit te stappen.
Tegelijk is armoedebestrijding essentieel. Het is voor hulpverleners cruciaal dat ze zich bewust zijn van de valkuilen. Tegelijk moeten ze zich daar niet door laten ontmoedigen. Armoedebestrijding is heel belangrijk. Hoe het precies moet weet niemand echt, maar dat moet nooit een reden zijn om het op te geven.’
Een voorbeeld was mijn oma: in de aller bitterste armoede besloot zij om haar oudste dochters naar de Mulo te laten gaan: ze mochten ‘doorleren’, de enige manier om aan een dienstbodebestaan te ontkomen. Dat kon ze door de combinatie van persoonlijke moed en een duwtje van buitenaf. Als de pastoor toen niet tegen haar had gezegd dat deze dochters een kans moesten krijgen omdat ze goed konden leren, was het niet gebeurd. Toen ik zelf in de zesde klas zat, kwam net de Cito toets, die aangaf dat ik naar het VWO kon. Mijn zussen waren, alhoewel ze heel goed konden leren, toch naar de mavo gestuurd en ik ging als eerste naar het VWO. Iedereen doet zijn best, ook de hulpverleners. Maar het is cruciaal dat die aan de mensen zelf vragen wat ze nodig hebben om zich te redden, en niet te veel in hun plaats gaan denken’.
Spelen elementen als verwachte dankbaarheid, verwachtingen en dus teleurstellingen over het resultaat daarbij een rol?
Het gezicht van Suzanna Jansen verkrampt even van afschuw. Jansen: ‘Oei, ja, natuurlijk. Als hulpverleners dankbaarheid verwachten, denken dat deze mensen nu wel uit hun armoede kunnen stappen en dat gebeurt niet: dat is een grote valkuil. Ik moet dan denken aan mijn oma, die op zondag de kinderen over de kerken verdeelde omdat de instanties alleen hulp gaven als er bij hun gekerkt werd. Zoiets creëert een grote afhankelijkheid. Op die manier kun je niet anders dan zo braaf mogelijk te doen wat er van je wordt verwacht om te overleven. In plaats van dat je uitgaat van wat je zelf kan.’
Toekomst
‘Door het schrijven van mijn boek ben ik er achter gekomen dat ik die afhankelijke houding wel heb meegekregen, terwijl ik die helemaal niet nodig heb. Daardoor heb ik hem overboord kunnen gooien. En dat levert me ook nieuwe dingen op. In plaats van dat ik een nieuw boek ben gaan schrijven, en daarmee voldeed aan de verwachting van anderen, ben ik een opleiding gaan volgen tot theatermaker.’